verhaal [v]
- erzählen

verhaal [v]
- relate
- recount [formal]
- narrate [formal]

verhaal [v]
- relater
- raconter
- narrer [literature]

verhaal [v]
- riferire
- raccontare
- narrare
- riportare

verhaal [v]
- relatar
- contar

verhaal [v]
- relatera
- berätta
- förtälja

verhaal [v]
- relatar
- contar
- narrar

aankondigen [v]
- aanzeggen
- bekendmaken
- meedelen
adverteren [v]
- aankondigen
- annonceren
- bekendmaken
meedelen [v]
- bekendmaken
- inlichten
- mededelen
melden [v]
- aangeven
- aanmelden
- opgeven
- rapporteren
- vermelden
- vertellen
rapporteren [v]
- melden
- verslaan
schrijven [v]
- laten weten
- meedelen
seinen [v]
- doorseinen
- melden
- waarschuwen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- berichtend
- bericht
Presens
- bericht
- bericht
- bericht
- berichten
- berichten
- berichten
Imperfect
- berichtte
- berichtte
- berichtte
- berichtten
- berichtten
- berichtten
Toekomende tijd I
- zal berichten
- zult berichten
- zal berichten
- zullen berichten
- zullen berichten
- zullen berichten
Conditionalis I
- zou berichten
- zou berichten
- zou berichten
- zouden berichten
- zouden berichten
- zouden berichten
Perfectum
- heb bericht
- hebt bericht
- heeft bericht
- hebben bericht
- hebben bericht
- hebben bericht
Voltooid verleden tijd
- had bericht
- had bericht
- had bericht
- hadden bericht
- hadden bericht
- hadden bericht
Toekomende tijd II
- zal bericht hebben
- zult bericht hebben
- zal bericht hebben
- zullen bericht hebben
- zullen bericht hebben
- zullen bericht hebben
Conditionalis II
- zou hebben bericht
- zou hebben bericht
- zou hebben bericht
- zouden hebben bericht
- zouden hebben bericht
- zouden hebben bericht
Imperatief
- -
- bericht
- -
- -
- bericht
- -