Tegenwoordig en verleden deelwoord - bekendmakend - bekendgemaakt Presens - maak bekend - maakt bekend - maakt bekend - maken bekend - maken bekend - maken bekend Imperfect - maakte bekend - maakte bekend - maakte bekend - maakten bekend - maakten bekend - maakten bekend Toekomende tijd I - zal bekendmaken - zult bekendmaken - zal bekendmaken - zullen bekendmaken - zullen bekendmaken - zullen bekendmaken Conditionalis I - zou bekendmaken - zou bekendmaken - zou bekendmaken - zouden bekendmaken - zouden bekendmaken - zouden bekendmaken Perfectum - heb bekendgemaakt - hebt bekendgemaakt - heeft bekendgemaakt - hebben bekendgemaakt - hebben bekendgemaakt - hebben bekendgemaakt Voltooid verleden tijd - had bekendgemaakt - had bekendgemaakt - had bekendgemaakt - hadden bekendgemaakt - hadden bekendgemaakt - hadden bekendgemaakt Toekomende tijd II - zal bekendgemaakt hebben - zult bekendgemaakt hebben - zal bekendgemaakt hebben - zullen bekendgemaakt hebben - zullen bekendgemaakt hebben - zullen bekendgemaakt hebben Conditionalis II - zou hebben bekendgemaakt - zou hebben bekendgemaakt - zou hebben bekendgemaakt - zouden hebben bekendgemaakt - zouden hebben bekendgemaakt - zouden hebben bekendgemaakt Imperatief - - - maak bekend - - - - - maakt bekend - -