Tegenwoordig en verleden deelwoord - wegstormend - weggestormd Presens - storm weg - stormt weg - stormt weg - stormen weg - stormen weg - stormen weg Imperfect - stormde weg - stormde weg - stormde weg - stormden weg - stormden weg - stormden weg Toekomende tijd I - zal wegstormen - zult wegstormen - zal wegstormen - zullen wegstormen - zullen wegstormen - zullen wegstormen Conditionalis I - zou wegstormen - zou wegstormen - zou wegstormen - zouden wegstormen - zouden wegstormen - zouden wegstormen Perfectum - ben weggestormd - bent weggestormd - is weggestormd - zijn weggestormd - zijn weggestormd - zijn weggestormd Voltooid verleden tijd - was weggestormd - was weggestormd - was weggestormd - waren weggestormd - waren weggestormd - waren weggestormd Toekomende tijd II - zal weggestormd zijn - zult weggestormd zijn - zal weggestormd zijn - zullen weggestormd zijn - zullen weggestormd zijn - zullen weggestormd zijn Conditionalis II - zou zijn weggestormd - zou zijn weggestormd - zou zijn weggestormd - zouden zijn weggestormd - zouden zijn weggestormd - zouden zijn weggestormd Imperatief - - - storm weg - - - - - stormt weg - -