Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
onenigheid [v]
- sich aussprechen
ENGELS
onenigheid [v]
- talk out
FRANS
onenigheid [v]
- discuter à fond
- débattre
ITALIAANS
onenigheid [v]
- discutere a fondo
SPAANS
onenigheid [v]
- discutir a fondo
ZWEEDS
onenigheid [v]
- ta upp
PORTUGEES
onenigheid [v]
- debater
- discutir
THESAURUS
bijleggen [v]
- goedmaken
- zich verzoenen
uitspreken [v]
- bediscussiëren
- bespreken
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- uitpratend
- uitgepraat
Presens
- praat uit
- praat uit
- praat uit
- praten uit
- praten uit
- praten uit
Imperfect
- praatte uit
- praatte uit
- praatte uit
- praatten uit
- praatten uit
- praatten uit
Toekomende tijd I
- zal uitpraten
- zult uitpraten
- zal uitpraten
- zullen uitpraten
- zullen uitpraten
- zullen uitpraten
Conditionalis I
- zou uitpraten
- zou uitpraten
- zou uitpraten
- zouden uitpraten
- zouden uitpraten
- zouden uitpraten
Perfectum
- heb uitgepraat
- hebt uitgepraat
- heeft uitgepraat
- hebben uitgepraat
- hebben uitgepraat
- hebben uitgepraat
Voltooid verleden tijd
- had uitgepraat
- had uitgepraat
- had uitgepraat
- hadden uitgepraat
- hadden uitgepraat
- hadden uitgepraat
Toekomende tijd II
- zal uitgepraat hebben
- zult uitgepraat hebben
- zal uitgepraat hebben
- zullen uitgepraat hebben
- zullen uitgepraat hebben
- zullen uitgepraat hebben
Conditionalis II
- zou hebben uitgepraat
- zou hebben uitgepraat
- zou hebben uitgepraat
- zouden hebben uitgepraat
- zouden hebben uitgepraat
- zouden hebben uitgepraat
Imperatief
- -
- praat uit
- -
- -
- praat uit
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries