relatie [n]
- Separation [f]
- Scheidung [f]
- Trennung [f]
ineenstorting [n]
- Zerfall [m]
- Auseinanderfallen [n]
vernieling [v]
- zerfallen
- auseinander fallen
chemie [v]
- sich zersetzen
- sich desintegrieren

relatie [n]
- dissolution
- breakup
- separation
- disunion
ineenstorting [n]
- disintegration
- falling apart
- breaking up
vernieling [v]
- disintegrate
- fall apart
- break up
chemie [v]
- decompose

relatie [n]
- dissolution [f]
- séparation [f]
- désunion [f]
ineenstorting [n]
- désintégration [f]
- désagrégation [f]
- décomposition [f]
- effritement [m]
vernieling [v]
- désintégrer
- désagréger
- se désintégrer
- tomber en morceaux
chemie [v]
- se décomposer
- se désintégrer

relatie [n]
- dissoluzione [f]
- scioglimento [m]
- risoluzione [f]
ineenstorting [n]
- disintegrazione [f]
- disgregazione [f]
vernieling [v]
- disintegrarsi
- disgregarsi
chemie [v]
- decomporsi

relatie [n]
- disolución [f]
- separación [f]
ineenstorting [n]
- desintegración [f]
- disgregación [f]
- desmoronamiento [m]
vernieling [v]
- desintegrarse
- desmoronarse
- deshacerse
chemie [v]
- descomponerse

relatie [n]
- upplösning [u]
- separation [u]
- brytning [u]
ineenstorting [n]
- upplösning [u]
- sönderdelning [u]
- desintegration [u]
vernieling [v]
- sönderfalla
- vittra
- sönderdelas
chemie [v]
- lösas upp

relatie [n]
- dissolução [f]
- separação [f]
- desunião [f]
ineenstorting [n]
- desintegração [m]
- despedaçamento [m]
vernieling [v]
- desintegrar
- quebrar em mil pedaços
- espatifar
chemie [v]
- decompor

desintegreren [v]
verbrokkelen [v]
- afbrokkelen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- uiteenvallend
- uiteengevallen
Presens
- -
- -
- valt uiteen
- -
- -
- vallen uiteen
Imperfect
- -
- -
- viel uiteen
- -
- -
- vielen uiteen
Toekomende tijd I
- -
- -
- zal uiteenvallen
- -
- -
- zult uiteenvallen
Conditionalis I
- -
- -
- zal uiteenvallen
- -
- -
- zullen uiteenvallen
Perfectum
- -
- -
- is uiteengevallen
- -
- -
- zijn uiteengevallen
Voltooid verleden tijd
- -
- -
- was uiteengevallen
- -
- -
- waren uiteengevallen
Toekomende tijd II
- -
- -
- zal uiteengevallen zijn
- -
- -
- zult uiteengevallen zijn
Conditionalis II
- -
- -
- zal zijn uiteengevallen
- -
- -
- zullen zijn uiteengevallen
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -