Tegenwoordig en verleden deelwoord - toestaand - toegestaan Presens - sta toe - staat toe - staat toe - staan toe - staan toe - staan toe Imperfect - stond toe - stond toe - stond toe - stonden toe - stonden toe - stonden toe Toekomende tijd I - zal toestaan - zult toestaan - zal toestaan - zullen toestaan - zullen toestaan - zullen toestaan Conditionalis I - zou toestaan - zou toestaan - zou toestaan - zouden toestaan - zouden toestaan - zouden toestaan Perfectum - heb toegestaan - hebt toegestaan - heeft toegestaan - hebben toegestaan - hebben toegestaan - hebben toegestaan Voltooid verleden tijd - had toegestaan - had toegestaan - had toegestaan - hadden toegestaan - hadden toegestaan - hadden toegestaan Toekomende tijd II - zal toegestaan hebben - zult toegestaan hebben - zal toegestaan hebben - zullen toegestaan hebben - zullen toegestaan hebben - zullen toegestaan hebben Conditionalis II - zou hebben toegestaan - zou hebben toegestaan - zou hebben toegestaan - zouden hebben toegestaan - zouden hebben toegestaan - zouden hebben toegestaan Imperatief - - - sta toe - - - - - staat toe - -