gebruik [v]
- herrschen
- verbreitet sein
mening [v]
- vorherrschen
- weit verbreitet sein
- gelten
politiek [v]
- herrschen

gebruik [v]
- obtain [formal]
- remain in existence
- exit
mening [v]
- prevail
- be widespread
politiek [v]
- reign

gebruik [v]
- avoir cours
- exister
mening [v]
- avoir cours
- régner
- être répandu
politiek [v]
- régner

gebruik [v]
- essere in uso
- essere in voga
- essere praticato
mening [v]
- essere diffuso
- essere corrente
politiek [v]
- regnare

gebruik [v]
- permanecido en existencia
- existir
mening [v]
- prevalecer
politiek [v]
- reinar

gebruik [v]
- gälla
- vara i bruk
mening [v]
- vara utbredd
- vara härskande
politiek [v]
- härska

gebruik [v]
- permanecer
- continuar existindo
- existir
mening [v]
- prevalecer
- ser predominante
politiek [v]
- reinar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- heersend
- geheerst
Presens
- heers
- heerst
- heerst
- heersen
- heersen
- heersen
Imperfect
- heerste
- heerste
- heerste
- heersten
- heersten
- heersten
Toekomende tijd I
- zal heersen
- zult heersen
- zal heersen
- zullen heersen
- zullen heersen
- zullen heersen
Conditionalis I
- zou heersen
- zou heersen
- zou heersen
- zouden heersen
- zouden heersen
- zouden heersen
Perfectum
- heb geheerst
- hebt geheerst
- heeft geheerst
- hebben geheerst
- hebben geheerst
- hebben geheerst
Voltooid verleden tijd
- had geheerst
- had geheerst
- had geheerst
- hadden geheerst
- hadden geheerst
- hadden geheerst
Toekomende tijd II
- zal geheerst hebben
- zult geheerst hebben
- zal geheerst hebben
- zullen geheerst hebben
- zullen geheerst hebben
- zullen geheerst hebben
Conditionalis II
- zou hebben geheerst
- zou hebben geheerst
- zou hebben geheerst
- zouden hebben geheerst
- zouden hebben geheerst
- zouden hebben geheerst
Imperatief
- -
- heers
- -
- -
- heerst
- -