wagen [v]
- wagen
- riskieren
het hoofd bieden aan [v]
- entgegentreten
- begegnen
- ins Auge sehen
- ins Gesicht sehen

wagen [v]
- venture
- dare
het hoofd bieden aan [v]
- confront
- encounter
- face
- brave

wagen [v]
- se risquer
- prendre le risque
- oser
het hoofd bieden aan [v]
- affronter
- faire face à

wagen [v]
- arrischiarsi
- azzardarsi
het hoofd bieden aan [v]
- affrontare
- fronteggiare

wagen [v]
- arriesgarse
- atreverse
het hoofd bieden aan [v]
- hacer frente
- encarar
- enfrentar

wagen [v]
- våga
- ta en risk
het hoofd bieden aan [v]
- möta
- trotsa
- se i vitögat

wagen [v]
- aventurar-se
- arriscar-se
- ousar
het hoofd bieden aan [v]
- confrontar
- ir de encontro
- encarar
- enfrentar

tarten [v]
- trotseren
wagen [v]
- durven
durven [v]
- de moed hebben
- het lef hebben
- riskeren
- wagen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- aandurvend
- aangedurfd
Presens
- durf aan
- durft aan
- durft aan
- durven aan
- durven aan
- durven aan
Imperfect
- durfde aan
- durfde aan
- durfde aan
- durfden aan
- durfden aan
- durfden aan
Toekomende tijd I
- zal aandurven
- zult aandurven
- zal aandurven
- zullen aandurven
- zullen aandurven
- zullen aandurven
Conditionalis I
- zou aandurven
- zou aandurven
- zou aandurven
- zouden aandurven
- zouden aandurven
- zouden aandurven
Perfectum
- heb aangedurfd
- hebt aangedurfd
- heeft aangedurfd
- hebben aangedurfd
- hebben aangedurfd
- hebben aangedurfd
Voltooid verleden tijd
- had aangedurfd
- had aangedurfd
- had aangedurfd
- hadden aangedurfd
- hadden aangedurfd
- hadden aangedurfd
Toekomende tijd II
- zal aangedurfd hebben
- zult aangedurfd hebben
- zal aangedurfd hebben
- zullen aangedurfd hebben
- zullen aangedurfd hebben
- zullen aangedurfd hebben
Conditionalis II
- zou hebben aangedurfd
- zou hebben aangedurfd
- zou hebben aangedurfd
- zouden hebben aangedurfd
- zouden hebben aangedurfd
- zouden hebben aangedurfd
Imperatief
- -
- durf aan
- -
- -
- durft aan
- -