puin [v]
- räumen
- wegräumen
- aufräumen

puin [v]
- clear away
- remove

puin [v]
- dégager
- déblayer
- enlever
- ôter

puin [v]
- liberare
- sgomberare
- portare via
- togliere di mezzo

puin [v]
- descombrar
- quitar

puin [v]
- röja
- röja undan

puin [v]
- retirar
- remover

afhalen [v]
- afzetten
- verwijderen
afnemen [v]
- afhalen
afvegen [v]
- aflappen
- afnemen
- verwijderen
- wegpoetsen
schrappen [v]
- doorhalen
- doorkrassen
- verwijderen
- wegstrepen
wegnemen [v]
- verwijderen
uithalen [v]
- uitnemen
- uittrekken

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- weghalend
- weggehaald
Presens
- haal weg
- haalt weg
- haalt weg
- halen weg
- halen weg
- halen weg
Imperfect
- haalde weg
- haalde weg
- haalde weg
- haalden weg
- haalden weg
- haalden weg
Toekomende tijd I
- zal weghalen
- zult weghalen
- zal weghalen
- zullen weghalen
- zullen weghalen
- zullen weghalen
Conditionalis I
- zou weghalen
- zou weghalen
- zou weghalen
- zouden weghalen
- zouden weghalen
- zouden weghalen
Perfectum
- heb weggehaald
- hebt weggehaald
- heeft weggehaald
- hebben weggehaald
- hebben weggehaald
- hebben weggehaald
Voltooid verleden tijd
- had weggehaald
- had weggehaald
- had weggehaald
- hadden weggehaald
- hadden weggehaald
- hadden weggehaald
Toekomende tijd II
- zal weggehaald hebben
- zult weggehaald hebben
- zal weggehaald hebben
- zullen weggehaald hebben
- zullen weggehaald hebben
- zullen weggehaald hebben
Conditionalis II
- zou hebben weggehaald
- zou hebben weggehaald
- zou hebben weggehaald
- zouden hebben weggehaald
- zouden hebben weggehaald
- zouden hebben weggehaald
Imperatief
- -
- haal weg
- -
- -
- haalt weg
- -