Tegenwoordig en verleden deelwoord - verwijzend - verwezen Presens - verwijs - verwijst - verwijst - verwijzen - verwijzen - verwijzen Imperfect - verwees - verwees - verwees - verwezen - verwezen - verwezen Toekomende tijd I - zal verwijzen - zult verwijzen - zal verwijzen - zullen verwijzen - zullen verwijzen - zullen verwijzen Conditionalis I - zou verwijzen - zou verwijzen - zou verwijzen - zouden verwijzen - zouden verwijzen - zouden verwijzen Perfectum - heb verwezen - hebt verwezen - heeft verwezen - hebben verwezen - hebben verwezen - hebben verwezen Voltooid verleden tijd - had verwezen - had verwezen - had verwezen - hadden verwezen - hadden verwezen - hadden verwezen Toekomende tijd II - zal verwezen hebben - zult verwezen hebben - zal verwezen hebben - zullen verwezen hebben - zullen verwezen hebben - zullen verwezen hebben Conditionalis II - zou hebben verwezen - zou hebben verwezen - zou hebben verwezen - zouden hebben verwezen - zouden hebben verwezen - zouden hebben verwezen Imperatief - - - verwijs - - - - - verwijst - -