voorwaarde [v]
- erfüllen
belofte [v]
- erfüllen
- einlösen
taak [v]
- beenden
- erfüllen

voorwaarde [v]
- satisfy
belofte [v]
- fulfill
- redeem
- carry out
- fulfil
taak [v]
- fulfill
- fulfil

voorwaarde [v]
- satisfaire
- remplir
belofte [v]
- accomplir
- remplir
- observer
taak [v]
- accomplir
- réaliser
- s'acquitter de

voorwaarde [v]
- soddisfare
belofte [v]
- adempiere
- mantenere
- compiere
taak [v]
- adempiere
- compiere
- eseguire

voorwaarde [v]
- satisfacer
belofte [v]
- cumplir
taak [v]
- completar
- cumplir

voorwaarde [v]
- uppfylla
belofte [v]
- infria
- uppfylla
taak [v]
- fullgöra
- utföra

voorwaarde [v]
- preencher
- satisfazer
belofte [v]
- cumprir
- pagar
taak [v]
- cumprir
- realizar

betrachten [v]
- doen
- nakomen
- voldoen aan
inwilligen [v]
- verwerkelijken
- verwezenlijken
bekleden [v]

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- vervullend
- vervuld
Presens
- vervul
- vervult
- vervult
- vervullen
- vervullen
- vervullen
Imperfect
- vervulde
- vervulde
- vervulde
- vervulden
- vervulden
- vervulden
Toekomende tijd I
- zal vervullen
- zult vervullen
- zal vervullen
- zullen vervullen
- zullen vervullen
- zullen vervullen
Conditionalis I
- zou vervullen
- zou vervullen
- zou vervullen
- zouden vervullen
- zouden vervullen
- zouden vervullen
Perfectum
- heb vervuld
- hebt vervuld
- heeft vervuld
- hebben vervuld
- hebben vervuld
- hebben vervuld
Voltooid verleden tijd
- had vervuld
- had vervuld
- had vervuld
- hadden vervuld
- hadden vervuld
- hadden vervuld
Toekomende tijd II
- zal vervuld hebben
- zult vervuld hebben
- zal vervuld hebben
- zullen vervuld hebben
- zullen vervuld hebben
- zullen vervuld hebben
Conditionalis II
- zou hebben vervuld
- zou hebben vervuld
- zou hebben vervuld
- zouden hebben vervuld
- zouden hebben vervuld
- zouden hebben vervuld
Imperatief
- -
- vervul
- -
- -
- vervult
- -