kleding [v]
- knautschen
- zerknautschen
- zerknittern
- knittern

kleding [v]
- crinkle
- crumple
- wrinkle
- rumple
- crease

kleding [v]
- froisser
- chiffonner

kleding [v]
- sgualcire
- spiegazzare
- raggrinzare

kleding [v]
- arrugar

kleding [v]
- rynka
- skrynkla
- vecka

kleding [v]
- enrugar
- corrugar
- amarrotar
- amassar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- verkreukend
- verkreukt
Presens
- -
- -
- verkreukt
- -
- -
- verkreuken
Imperfect
- -
- -
- verkreukte
- -
- -
- verkreukten
Toekomende tijd I
- -
- -
- zal verkreuken
- -
- -
- zult verkreuken
Conditionalis I
- -
- -
- zal verkreuken
- -
- -
- zullen verkreuken
Perfectum
- -
- -
- heeft verkreukt
- -
- -
- hebben verkreukt
Voltooid verleden tijd
- -
- -
- had verkreukt
- -
- -
- hadden verkreukt
Toekomende tijd II
- -
- -
- zal verkreukt hebben
- -
- -
- zult verkreukt hebben
Conditionalis II
- -
- -
- zal hebben verkreukt
- -
- -
- zullen hebben verkreukt
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -