fysica [v]
- schwingen
nautisch [v]
- schlingern

fysica [v]
- swing
- oscillate
nautisch [v]
- wallow

fysica [v]
- balancer
- se balancer
- osciller
nautisch [v]
- être ballotté

fysica [v]
- oscillare
- dondolare
nautisch [v]
- rollare

fysica [v]
- oscilar
nautisch [v]
- undular

fysica [v]
- svänga
- pendla
nautisch [v]
- rulla

fysica [v]
- oscilar
- balançar
nautisch [v]
- bater

wapperen [v]
- zwaaien
laveren [v]
- rollen
- slieren
- zwenken
- zwieren
bengelen [v]
- zwengelen
rondslingeren [v]
- rondzwerven
kronkelen [v]
gooien [v]
- smijten
- werpen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- slingerend
- geslingerd
Presens
- slinger
- slingert
- slingert
- slingeren
- slingeren
- slingeren
Imperfect
- slingerde
- slingerde
- slingerde
- slingerden
- slingerden
- slingerden
Toekomende tijd I
- zal slingeren
- zult slingeren
- zal slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
- zullen slingeren
Conditionalis I
- zou slingeren
- zou slingeren
- zou slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
- zouden slingeren
Perfectum
- heb geslingerd
- hebt geslingerd
- heeft geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
- hebben geslingerd
Voltooid verleden tijd
- had geslingerd
- had geslingerd
- had geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
- hadden geslingerd
Toekomende tijd II
- zal geslingerd hebben
- zult geslingerd hebben
- zal geslingerd hebben
- zullen geslingerd hebben
- zullen geslingerd hebben
- zullen geslingerd hebben
Conditionalis II
- zou hebben geslingerd
- zou hebben geslingerd
- zou hebben geslingerd
- zouden hebben geslingerd
- zouden hebben geslingerd
- zouden hebben geslingerd
Imperatief
- -
- slinger
- -
- -
- slingert
- -