schaduw [v]
- überschatten
succes [v]
- in den Schatten stellen
persoon [v]
- in den Schatten stellen

schaduw [v]
- overshadow
- shade
succes [v]
- overshadow
- put in the shade
persoon [v]
- outshine

schaduw [v]
- ombrager
succes [v]
- surpasser
- éclipser
persoon [v]
- éclipser

schaduw [v]
- ombreggiare
succes [v]
- oscurare
- eclissare
persoon [v]
- offuscare
- eclissare

schaduw [v]
- oscurecer
- sombrear
succes [v]
- eclipsar
persoon [v]
- eclipsar

schaduw [v]
- överskugga
succes [v]
- ställa i skuggan
persoon [v]
- överglänsa
- ställa i skuggan

schaduw [v]
- obscurecer
- toldar
succes [v]
- ofuscar
persoon [v]
- ofuscar o brilho de
- apagar o brilho de

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- overschaduwend
- overschaduwd
Presens
- overschaduw
- overschaduwt
- overschaduwt
- overschaduwen
- overschaduwen
- overschaduwen
Imperfect
- overschaduwde
- overschaduwde
- overschaduwde
- overschaduwden
- overschaduwden
- overschaduwden
Toekomende tijd I
- zal overschaduwen
- zult overschaduwen
- zal overschaduwen
- zullen overschaduwen
- zullen overschaduwen
- zullen overschaduwen
Conditionalis I
- zou overschaduwen
- zou overschaduwen
- zou overschaduwen
- zouden overschaduwen
- zouden overschaduwen
- zouden overschaduwen
Perfectum
- heb overschaduwd
- hebt overschaduwd
- heeft overschaduwd
- hebben overschaduwd
- hebben overschaduwd
- hebben overschaduwd
Voltooid verleden tijd
- had overschaduwd
- had overschaduwd
- had overschaduwd
- hadden overschaduwd
- hadden overschaduwd
- hadden overschaduwd
Toekomende tijd II
- zal overschaduwd hebben
- zult overschaduwd hebben
- zal overschaduwd hebben
- zullen overschaduwd hebben
- zullen overschaduwd hebben
- zullen overschaduwd hebben
Conditionalis II
- zou hebben overschaduwd
- zou hebben overschaduwd
- zou hebben overschaduwd
- zouden hebben overschaduwd
- zouden hebben overschaduwd
- zouden hebben overschaduwd
Imperatief
- -
- overschaduw
- -
- -
- overschaduwt
- -