Tegenwoordig en verleden deelwoord - overbiedend - overboden Presens - overbied - overbiedt - overbiedt - overbieden - overbieden - overbieden Imperfect - overbood - overbood - overbood - overboden - overboden - overboden Toekomende tijd I - zal overbieden - zult overbieden - zal overbieden - zullen overbieden - zullen overbieden - zullen overbieden Conditionalis I - zou overbieden - zou overbieden - zou overbieden - zouden overbieden - zouden overbieden - zouden overbieden Perfectum - heb overboden - hebt overboden - heeft overboden - hebben overboden - hebben overboden - hebben overboden Voltooid verleden tijd - had overboden - had overboden - had overboden - hadden overboden - hadden overboden - hadden overboden Toekomende tijd II - zal overboden hebben - zult overboden hebben - zal overboden hebben - zullen overboden hebben - zullen overboden hebben - zullen overboden hebben Conditionalis II - zou hebben overboden - zou hebben overboden - zou hebben overboden - zouden hebben overboden - zouden hebben overboden - zouden hebben overboden Imperatief - - - overbied - - - - - overbiedt - -