Download Free PDF- Traveldictionaries

- usable on android, iphone, smartphone, pc, apple, linux, tablet, usb ...

DUITS
persoon [v]
- aufwiegeln
- aufhetzen
ENGELS
FRANS
persoon [v]
- exciter
- provoquer
- agiter
ITALIAANS
persoon [v]
- provocare
- istigare
SPAANS
persoon [v]
- incitar
- instigar
- agitar
ZWEEDS
persoon [v]
- egga
- sporra
- driva
- upphetsa
PORTUGEES
persoon [v]
- incitar
- provocar
- instigar
THESAURUS
verbruiken [v]
- verstoken
ophitsen [v]
- opporren
- opzetten
WERKWOORD
Tegenwoordig en verleden deelwoord
- opstokend
- opgestookt
Presens
- stook op
- stookt op
- stookt op
- stoken op
- stoken op
- stoken op
Imperfect
- stookte op
- stookte op
- stookte op
- stookten op
- stookten op
- stookten op
Toekomende tijd I
- zal opstoken
- zult opstoken
- zal opstoken
- zullen opstoken
- zullen opstoken
- zullen opstoken
Conditionalis I
- zou opstoken
- zou opstoken
- zou opstoken
- zouden opstoken
- zouden opstoken
- zouden opstoken
Perfectum
- heb opgestookt
- hebt opgestookt
- heeft opgestookt
- hebben opgestookt
- hebben opgestookt
- hebben opgestookt
Voltooid verleden tijd
- had opgestookt
- had opgestookt
- had opgestookt
- hadden opgestookt
- hadden opgestookt
- hadden opgestookt
Toekomende tijd II
- zal opgestookt hebben
- zult opgestookt hebben
- zal opgestookt hebben
- zullen opgestookt hebben
- zullen opgestookt hebben
- zullen opgestookt hebben
Conditionalis II
- zou hebben opgestookt
- zou hebben opgestookt
- zou hebben opgestookt
- zouden hebben opgestookt
- zouden hebben opgestookt
- zouden hebben opgestookt
Imperatief
- -
- stook op
- -
- -
- stookt op
- -
Impressum          Home           Multilingual Databases             PDF-Dictionaries