Tegenwoordig en verleden deelwoord - nagenietend - nagegenoten Presens - geniet na - geniet na - geniet na - genieten na - genieten na - genieten na Imperfect - genoot na - genoot na - genoot na - genoten na - genoten na - genoten na Toekomende tijd I - zal nagenieten - zult nagenieten - zal nagenieten - zullen nagenieten - zullen nagenieten - zullen nagenieten Conditionalis I - zou nagenieten - zou nagenieten - zou nagenieten - zouden nagenieten - zouden nagenieten - zouden nagenieten Perfectum - heb nagegenoten - hebt nagegenoten - heeft nagegenoten - hebben nagegenoten - hebben nagegenoten - hebben nagegenoten Voltooid verleden tijd - had nagegenoten - had nagegenoten - had nagegenoten - hadden nagegenoten - hadden nagegenoten - hadden nagegenoten Toekomende tijd II - zal nagegenoten hebben - zult nagegenoten hebben - zal nagegenoten hebben - zullen nagegenoten hebben - zullen nagegenoten hebben - zullen nagegenoten hebben Conditionalis II - zou hebben nagegenoten - zou hebben nagegenoten - zou hebben nagegenoten - zouden hebben nagegenoten - zouden hebben nagegenoten - zouden hebben nagegenoten Imperatief - - - geniet na - - - - - geniet na - -