wiskunde [v]
- sich verrechnen

wiskunde [v]
- miscalculate

wiskunde [v]
- mal calculer
- se tromper

wiskunde [v]
- calcolare male
- sbagliare i calcoli

wiskunde [v]
- calcular mal

wiskunde [v]
- felkalkylera

wiskunde [v]
- calcular errado

vergissen [v]
mistellen [v]
- verrekenen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- misrekenend
- misrekend
Presens
- misreken
- misrekent
- misrekent
- misrekenen
- misrekenen
- misrekenen
Imperfect
- misrekende
- misrekende
- misrekende
- misrekenden
- misrekenden
- misrekenden
Toekomende tijd I
- zal misrekenen
- zult misrekenen
- zal misrekenen
- zullen misrekenen
- zullen misrekenen
- zullen misrekenen
Conditionalis I
- zou misrekenen
- zou misrekenen
- zou misrekenen
- zouden misrekenen
- zouden misrekenen
- zouden misrekenen
Perfectum
- heb misrekend
- hebt misrekend
- heeft misrekend
- hebben misrekend
- hebben misrekend
- hebben misrekend
Voltooid verleden tijd
- had misrekend
- had misrekend
- had misrekend
- hadden misrekend
- hadden misrekend
- hadden misrekend
Toekomende tijd II
- zal misrekend hebben
- zult misrekend hebben
- zal misrekend hebben
- zullen misrekend hebben
- zullen misrekend hebben
- zullen misrekend hebben
Conditionalis II
- zou hebben misrekend
- zou hebben misrekend
- zou hebben misrekend
- zouden hebben misrekend
- zouden hebben misrekend
- zouden hebben misrekend
Imperatief
- -
- misreken
- -
- -
- misrekent
- -