succes [v]
- misslingen°
- scheitern
overeenkomst [v]
- scheitern
plan [v]
- platzen
- schief gehen
- keinen Erfolg haben
- nicht ankommen
- schief laufen [informal]
- missglücken°
in het water vallen [v]
- durchfallen
- ins Wasser fallen
- missglücken°

succes [v]
- fail
overeenkomst [v]
- fall through
plan [v]
- fail
- misfire
- be unsuccessful
- flop
in het water vallen [v]
- fall through
- fail

succes [v]
- échouer
overeenkomst [v]
- échouer
plan [v]
- échouer
- rater
- foirer [informal]
- être un flop [informal]
- être un bide [informal]
- être un fiasco
- être un four [informal]
in het water vallen [v]
- ne pas aboutir
- échouer
- tomber à l'eau

succes [v]
- non riuscire
overeenkomst [v]
- fallire
- fare fiasco
plan [v]
- fallire
- fare cilecca [informal]
- non avere successo
- fare fiasco [informal]
in het water vallen [v]
- andare a monte
- non riuscire
- fallire

succes [v]
- fallar
- fracasar
overeenkomst [v]
- fracasar
plan [v]
- fallar
- no tener éxito
- fracasar
in het water vallen [v]
- fracasar
- fallar

succes [v]
- misslyckas
overeenkomst [v]
- gå om intet
- misslyckas
plan [v]
- misslyckas
- göra fiasko
- spricka
- falla med dunder och brak
in het water vallen [v]
- falla igenom
- misslyckas

succes [v]
- falhar
- fracassar
overeenkomst [v]
- fracassar
- falhar
plan [v]
- falhar
- não ter êxito
- não ter sucesso
- fracassar
in het water vallen [v]
- fracassar
- falhar

misgaan [v]
- stranden
- stuklopen
- vastlopen
falen [v]
- sjezen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- mislukkend
- mislukt
Presens
- misluk
- mislukt
- mislukt
- mislukken
- mislukken
- mislukken
Imperfect
- mislukte
- mislukte
- mislukte
- mislukten
- mislukten
- mislukten
Toekomende tijd I
- zal mislukken
- zult mislukken
- zal mislukken
- zullen mislukken
- zullen mislukken
- zullen mislukken
Conditionalis I
- zou mislukken
- zou mislukken
- zou mislukken
- zouden mislukken
- zouden mislukken
- zouden mislukken
Perfectum
- ben mislukt
- bent mislukt
- is mislukt
- zijn mislukt
- zijn mislukt
- zijn mislukt
Voltooid verleden tijd
- was mislukt
- was mislukt
- was mislukt
- waren mislukt
- waren mislukt
- waren mislukt
Toekomende tijd II
- zal mislukt zijn
- zult mislukt zijn
- zal mislukt zijn
- zullen mislukt zijn
- zullen mislukt zijn
- zullen mislukt zijn
Conditionalis II
- zou zijn mislukt
- zou zijn mislukt
- zou zijn mislukt
- zouden zijn mislukt
- zouden zijn mislukt
- zouden zijn mislukt
Imperatief
- -
- misluk
- -
- -
- mislukt
- -