resultaat [v]
- nicht halb so schlimm sein
- weniger schlimm sein als erwartet
- die Erwartungen übertreffen
- angenehm überraschen
- besser als erwartet ausfallen

resultaat [v]
- not be so bad
- not be all that bad
- might have been worse
- exceed one's expectations
- prove to be better than expected
- turn out to be better than expected

resultaat [v]
- ne pas être trop mal
- pouvoir avoir été pire
- dépasser l'espérance
- se révéler mieux que prévu
- étre mieux que l'on pouvait s'y attendre

resultaat [v]
- non essere poi così male
- avrebbe potuto essere peggio
- essere superiore alle proprie aspettative
- risultare migliore delle proprie aspettative
- essere meglio di quanto uno si aspetti

resultaat [v]
- no ser tan malo
- poder haber sido peor
- exceder las expectativas de uno
- ser mejor de lo imaginado
- sobrepasar las expectativas de uno

resultaat [v]
- inte vara så farligt
- kunde ha varit värre
- överträffa sina förväntningar
- visa sig vara bättre än väntat

resultaat [v]
- não ser tão mal
- não ser de todo ruim
- poder ter sido pior
- exceder as expectativas de alguém
- sair melhor que a encomenda [informal]
- superar as expectativas

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- meevallend
- meegevallen
Presens
- -
- -
- valt mee
- -
- -
- vallen mee
Imperfect
- -
- -
- viel mee
- -
- -
- vielen mee
Toekomende tijd I
- -
- -
- zal meevallen
- -
- -
- zult meevallen
Conditionalis I
- -
- -
- zal meevallen
- -
- -
- zullen meevallen
Perfectum
- -
- -
- is meegevallen
- -
- -
- zijn meegevallen
Voltooid verleden tijd
- -
- -
- was meegevallen
- -
- -
- waren meegevallen
Toekomende tijd II
- -
- -
- zal meegevallen zijn
- -
- -
- zult meegevallen zijn
Conditionalis II
- -
- -
- zal zijn meegevallen
- -
- -
- zullen zijn meegevallen
Imperatief
- -
- -
- -
- -
- -
- -