woorden [v]
- zanken
- streiten
- diskutieren
- sich zanken
- sich streiten

woorden [v]
- quarrel
- argue
- dispute
- fall out
- bicker
- fight

woorden [v]
- se quereller
- se disputer
- se chamailler

woorden [v]
- litigare
- discutere
- disputare
- bisticciare

woorden [v]
- reñir
- discutir
- disputar

woorden [v]
- gnabbas
- käbbla
- träta
- tvista
- gräla

woorden [v]
- discutir
- brigar
- bater boca [informal]

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- kissebissend
- gekissebist
Presens
- kissebis
- kissebist
- kissebist
- kissebissen
- kissebissen
- kissebissen
Imperfect
- kissebiste
- kissebiste
- kissebiste
- kissebisten
- kissebisten
- kissebisten
Toekomende tijd I
- zal kissebissen
- zult kissebissen
- zal kissebissen
- zullen kissebissen
- zullen kissebissen
- zullen kissebissen
Conditionalis I
- zou kissebissen
- zou kissebissen
- zou kissebissen
- zouden kissebissen
- zouden kissebissen
- zouden kissebissen
Perfectum
- heb gekissebist
- hebt gekissebist
- heeft gekissebist
- hebben gekissebist
- hebben gekissebist
- hebben gekissebist
Voltooid verleden tijd
- had gekissebist
- had gekissebist
- had gekissebist
- hadden gekissebist
- hadden gekissebist
- hadden gekissebist
Toekomende tijd II
- zal gekissebist hebben
- zult gekissebist hebben
- zal gekissebist hebben
- zullen gekissebist hebben
- zullen gekissebist hebben
- zullen gekissebist hebben
Conditionalis II
- zou hebben gekissebist
- zou hebben gekissebist
- zou hebben gekissebist
- zouden hebben gekissebist
- zouden hebben gekissebist
- zouden hebben gekissebist
Imperatief
- -
- kissebis
- -
- -
- kissebist
- -