Tegenwoordig en verleden deelwoord - kiezend - gekozen Presens - kies - kiest - kiest - kiezen - kiezen - kiezen Imperfect - koos - koos - koos - kozen - kozen - kozen Toekomende tijd I - zal kiezen - zult kiezen - zal kiezen - zullen kiezen - zullen kiezen - zullen kiezen Conditionalis I - zou kiezen - zou kiezen - zou kiezen - zouden kiezen - zouden kiezen - zouden kiezen Perfectum - heb gekozen - hebt gekozen - heeft gekozen - hebben gekozen - hebben gekozen - hebben gekozen Voltooid verleden tijd - had gekozen - had gekozen - had gekozen - hadden gekozen - hadden gekozen - hadden gekozen Toekomende tijd II - zal gekozen hebben - zult gekozen hebben - zal gekozen hebben - zullen gekozen hebben - zullen gekozen hebben - zullen gekozen hebben Conditionalis II - zou hebben gekozen - zou hebben gekozen - zou hebben gekozen - zouden hebben gekozen - zouden hebben gekozen - zouden hebben gekozen Imperatief - - - kies - - - - - kiest - -