bioscoop - televisie [v]
- wieder aufführen
activiteit [v]
- wiederanfangen
- fortsetzen
- weitermachen

bioscoop - televisie [v]
- rerun
activiteit [v]
- resume
- recommence

bioscoop - televisie [v]
- rediffuser
- repasser
activiteit [v]
- reprendre

bioscoop - televisie [v]
- dare in seconda visione
activiteit [v]
- ricominciare
- riprendere

bioscoop - televisie [v]
- repetir
- volver a mostrar
activiteit [v]
- reanudar

bioscoop - televisie [v]
- visa om
- ge i repris
activiteit [v]
- återuppta
- fortsätta

bioscoop - televisie [v]
- reapresentar
- reprisar
activiteit [v]
- recomeçar
- retomar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- hernemend
- hernomen
Presens
- herneem
- herneemt
- herneemt
- hernemen
- hernemen
- hernemen
Imperfect
- hernam
- hernam
- hernam
- hernamen
- hernamen
- hernamen
Toekomende tijd I
- zal hernemen
- zult hernemen
- zal hernemen
- zullen hernemen
- zullen hernemen
- zullen hernemen
Conditionalis I
- zou hernemen
- zou hernemen
- zou hernemen
- zouden hernemen
- zouden hernemen
- zouden hernemen
Perfectum
- heb hernomen
- hebt hernomen
- heeft hernomen
- hebben hernomen
- hebben hernomen
- hebben hernomen
Voltooid verleden tijd
- had hernomen
- had hernomen
- had hernomen
- hadden hernomen
- hadden hernomen
- hadden hernomen
Toekomende tijd II
- zal hernomen hebben
- zult hernomen hebben
- zal hernomen hebben
- zullen hernomen hebben
- zullen hernomen hebben
- zullen hernomen hebben
Conditionalis II
- zou hebben hernomen
- zou hebben hernomen
- zou hebben hernomen
- zouden hebben hernomen
- zouden hebben hernomen
- zouden hebben hernomen
Imperatief
- -
- herneem
- -
- -
- herneemt
- -