horloge [v]
- nachgehen

horloge [v]
- be slow
- lose time

horloge [v]
- retarder

horloge [v]
- essere indietro

horloge [v]
- retrasar

horloge [v]
- gå efter
- sacka

horloge [v]
- atrasar

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- achterlopend
- achtergelopen
Presens
- loop achter
- loopt achter
- loopt achter
- lopen achter
- lopen achter
- lopen achter
Imperfect
- liep achter
- liep achter
- liep achter
- liepen achter
- liepen achter
- liepen achter
Toekomende tijd I
- zal achterlopen
- zult achterlopen
- zal achterlopen
- zullen achterlopen
- zullen achterlopen
- zullen achterlopen
Conditionalis I
- zou achterlopen
- zou achterlopen
- zou achterlopen
- zouden achterlopen
- zouden achterlopen
- zouden achterlopen
Perfectum
- heb achtergelopen
- hebt achtergelopen
- heeft achtergelopen
- hebben achtergelopen
- hebben achtergelopen
- hebben achtergelopen
Voltooid verleden tijd
- had achtergelopen
- had achtergelopen
- had achtergelopen
- hadden achtergelopen
- hadden achtergelopen
- hadden achtergelopen
Toekomende tijd II
- zal achtergelopen hebben
- zult achtergelopen hebben
- zal achtergelopen hebben
- zullen achtergelopen hebben
- zullen achtergelopen hebben
- zullen achtergelopen hebben
Conditionalis II
- zou hebben achtergelopen
- zou hebben achtergelopen
- zou hebben achtergelopen
- zouden hebben achtergelopen
- zouden hebben achtergelopen
- zouden hebben achtergelopen
Imperatief
- -
- loop achter
- -
- -
- loopt achter
- -