algemeen [n]
- Folge [f]
algemeen [v]
- sich abwechseln
- abwechseln
variëren [v]
- diversifizieren
- variieren

algemeen [n]
- rotation
algemeen [v]
- alternate
variëren [v]
- diversify
- vary

algemeen [n]
- rotation [f]
- succession [f] tour à tour
algemeen [v]
- alterner
variëren [v]
- diversifier
- varier

algemeen [n]
- rotazione [f]
algemeen [v]
- alternare
variëren [v]
- diversificare
- variare

algemeen [n]
- rotación [f]
algemeen [v]
- alternar
variëren [v]
- diversificar
- variar

algemeen [n]
- växling [u]
algemeen [v]
- alternera
- omväxla
variëren [v]
- variera
- differentiera
- diversifiera

algemeen [n]
- rotação [f]
algemeen [v]
- alternar
variëren [v]
- diversificar
- variar

ren [v]
wisselen [v]
- variëren
- veranderen
variëren [v]
- veranderen
- wijzigen

Tegenwoordig en verleden deelwoord
- afwisselend
- afgewisseld
Presens
- wissel af
- wisselt af
- wisselt af
- wisselen af
- wisselen af
- wisselen af
Imperfect
- wisselde af
- wisselde af
- wisselde af
- wisselden af
- wisselden af
- wisselden af
Toekomende tijd I
- zal afwisselen
- zult afwisselen
- zal afwisselen
- zullen afwisselen
- zullen afwisselen
- zullen afwisselen
Conditionalis I
- zou afwisselen
- zou afwisselen
- zou afwisselen
- zouden afwisselen
- zouden afwisselen
- zouden afwisselen
Perfectum
- heb afgewisseld
- hebt afgewisseld
- heeft afgewisseld
- hebben afgewisseld
- hebben afgewisseld
- hebben afgewisseld
Voltooid verleden tijd
- had afgewisseld
- had afgewisseld
- had afgewisseld
- hadden afgewisseld
- hadden afgewisseld
- hadden afgewisseld
Toekomende tijd II
- zal afgewisseld hebben
- zult afgewisseld hebben
- zal afgewisseld hebben
- zullen afgewisseld hebben
- zullen afgewisseld hebben
- zullen afgewisseld hebben
Conditionalis II
- zou hebben afgewisseld
- zou hebben afgewisseld
- zou hebben afgewisseld
- zouden hebben afgewisseld
- zouden hebben afgewisseld
- zouden hebben afgewisseld
Imperatief
- -
- wissel af
- -
- -
- wisselt af
- -